Aardgas-dialoog gaat niet over hoeveel we uit de grond halen

Onlangs is de zogeheten dialoogtafel over aardgas ingesteld onder leiding van J. Wallage, de vroegere burgemeester van Groningen. Er is kritiek op de riante vergoeding die Wallage en anderen daarvoor krijgen, maar daar heb ik het nu niet over. Bij een dialoogtafel verwacht je dat de deelnemers het kunnen hebben wat ze belangrijk vinden. Het idee is ook om tot een gezamenlijk besluit te komen waar iedereen (onder andere de NAM, de overheid en de milieuvertegenwoordiger en de Groninger Bodem Beweging) zich aan moet houden. Dat lijkt heel mooi, maar er zit een grote adder onder het gras, bleek bij het debat in de Tweede Kamer op 5 februari jl.

Onlangs is de zogeheten dialoogtafel over aardgas ingesteld onder leiding van J. Wallage, de vroegere burgemeester van Groningen. Er is kritiek op de riante vergoeding die Wallage en anderen daarvoor krijgen, maar daar heb ik het nu niet over. Bij een dialoogtafel verwacht je dat de deelnemers het kunnen hebben wat ze belangrijk vinden. Het idee is ook om tot een gezamenlijk besluit te komen waar iedereen (onder andere de NAM, de overheid en de milieuvertegenwoordiger en de Groninger Bodem Beweging) zich aan moet houden. Dat lijkt heel mooi, maar er zit een grote adder onder het gras, bleek bij het debat in de Tweede Kamer op 5 februari jl. Lees “Aardgas-dialoog gaat niet over hoeveel we uit de grond halen” verder

Leren leven met aardbevingen?

Over het aardgas uit het Groningen-veld en de verwarming van de huizen
Onze gastoestellen voor koken en verwarming zijn afgestemd op het aardgas uit het Groningen-veld. Dit aardgas heeft unieke eigenschappen en kan niet simpel worden vervangen door gas uit andere bronnen. Halvering van de ene dag op de andere bijvoorbeeld van de winning van het Groningen-gas is niet mogelijk: het betekent dat dan op veel plekken de verwarming uitvalt. Doorgaan met de gasproductie zoals de regering dat wil, geeft – naast aardgasbaten voor de regering – een grotere kans op zware aardbevingen. Tot die conclusies kom ik op grond van de mij beschikbare gegevens. Het zijn geen aangename conclusies. Ik hoop dat iemand mij kan aantonen dat mijn gegevens niet juist zijn. Lees “Leren leven met aardbevingen?” verder

Ministerie Economische Zaken vertelt niet de waarheid over de gaswinning

Het ministerie van Economische Zaken stelde op 17 januari: “De winning van aardgas in Groningen wordt de komende drie jaar gericht verminderd. De komende vijf jaar komt in totaal bijna 1,2 miljard euro beschikbaar voor het versterken van gebouwen, huizen en infrastructuur en om de leefbaarheid van het gebied te verbeteren. Ook wordt er geïnvesteerd in de regionale economie.”

Even verder in de brief van minister Kamp kunnen we lezen: “De totale gasproductie uit het Groningerveld wordt voor de jaren 2014, 2015 en 2016 begrensd op respectievelijk 42,5, 42,5 en 40 miljard m3”. (kabinetsbesluit).

Waarschijnlijk doelt de regering hier op een vermindering ten opzichte van de piek in de gasproductie van 53,8 miljard kuub gas vorig jaar. In feite is de geplande productie helemaal in lijn met wat eerder is afgesproken. Tot en met 2020 – dus voor de komende 7 jaar – mag de NAM volgens het vorige gaswinningsplan nog 297,3 miljard kuub produceren uit het Groningen-veld. Als we dat over gelijke porties verdelen, komen we op een productie van 42,4 miljard kuub per jaar. Dat is dus wat de regering voor dit en volgend jaar heeft vastgesteld. Een gerichte vermindering met 40% zoals het overheidsorgaan Staatstoezicht op de Mijnen (SodM, dat onder het ministerie van Economische Zaken valt) een jaar geleden noemde, komt nu helemaal niet aan de orde, want dan zou de productie niet hoger mogen zijn dan zo’n 27 miljard kuub. De regering stelt voor de productie op 5 locaties te verminderen, maar dan gaat het dus elders omhoog. Kortom, de regering vertelt de onwaarheid over de gaswinning.

Aangepaste kaart, waarop ook locaties waar méér gas gewonnen zal worden zijn aangegeven
meer-minder-gaswinning-kaart

Ook de ernst van de aardbevingen wordt niet weggenomen met dit plan van de regering. In het winningsplan van de NAM staat dat er een kans is van 10% op aardbeving sterker is dan 4,8 in de komende tien jaar. En bij 4,4 op de schaal van Richter storten volgens de NAM zwakkere gebouwen in. (Aanbiedingsbrief winningsplan Groningen 2013). Een aardbeving van 4,8 op de schaal van Richter is 16 keer zo zwaar als die in Huizinge in augustus 2012 en daarop is de kans dus 10%. De risico’s voor de bevolking worden daarom niet kleiner.

Nog een opvallend punt is de duidelijke kritiek van het SodM op het winningsplan van de NAM, dat volgens het SodM “op de meest essentiële onderdelen tekortkomingen vertoont..” Twee argumenten van het SodM: “De NAM geen adequaat inzicht geeft in de aardbevingsrisico’s”. en: “Het seismisch risico in Groningen wordt door NAM aanzienlijk onderschat”.
Daarom adviseert SodM minister Kamp niet in te stemmen met het winningsplan Groningen 2013 en stelt : “NAM sluit op zo kort mogelijke termijn van de negenentwintig beschikbare productieclusters, de vijf clusters in het meest risicovolle gebied rond Loppersum (‘t Zandt, Overschild, De Paauwen, Ten Post en Leermens), voor een periode van
ten minste drie jaar.” (Aanbiedingsbrief advies SodM).

Dat is harde en tot nu toe ongehoorde kritiek op de NAM. Ook een punt waar minister Kamp niet op inging in zijn persconferentie. De reden: minister Kamp sluit de gaswinning uit die vijf productieputten voor 80% en dus niet helemaal. Dat hij het advies van zijn eigen adviesorgaan niet opvolgt, daarover zwijgt hij blijkbaar liever.

Vorig jaar is met instemming van de regering 10 miljard kuub aardgas meer gewonnen dan gemiddeld was toegestaan aan de NAM. Dat levert de regering 2 miljard euro aan extra aardgasbaten op. De regering stelt nu 1,2 miljard euro beschikbaar aan Groningen, zodat nog 800 miljoen euro extra in de schatkist vloeit.

Kans op ernstige aardbeving neemt toe

Dit is deel 2 van een korte serie over aardgaswinning en aardbevingen. In het eerste deel ging het over de gestegen aardgaswinning in 2013. Nu is het thema de ernst van de aardbevingen en hoe ze worden gemeten.
Nog nooit waren er zoveel aardbevingen in Noord-Nederland als vorig jaar. Dat blijkt uit gegevens van de NAM en het KNMI. Daarmee stijgt de kans op een ernstige aardbeving.

Dit is deel 2 van een korte serie over aardgaswinning en aardbevingen. In het eerste deel ging het over de gestegen aardgaswinning in 2013. Nu is het thema de ernst van de aardbevingen en hoe ze worden gemeten.
Nog nooit waren er zoveel aardbevingen in Noord-Nederland als vorig jaar. Dat blijkt uit gegevens van de NAM en het KNMI. Daarmee stijgt de kans op een ernstige aardbeving. Lees “Kans op ernstige aardbeving neemt toe” verder

Vorig jaar twee keer te veel Groninger aardgas gewonnen

NAMOm de kans op ernstige aardbevingen in Noord-Groningen te vermijden mag er jaarlijks niet meer dan zo’n 27 miljard kuub aardgas worden gewonnen. Vorig jaar, in 2013, werd er 55 miljard kuub uit de grond gehaald. Dat is twee zoveel. Nadeel voor Noord-Groningen: de kans op ernstige aardbevingen wordt daardoor groter in plaats van kleiner. Voordeel voor de regering: het leverde 5,7 miljard aan aardgasbaten op. Maar er is hoop voor Noord-Groningen. Over pakweg 30 jaar houden de aardbevingen op: dan is het Groningen-veld vrijwel helemaal leeg. Lees “Vorig jaar twee keer te veel Groninger aardgas gewonnen” verder

Wereldwijd meer aardbevingen door winning grondstoffen zoals aardgas

Aardgaswinning veroorzaakte in Frankrijk en Oezbekistan aardbevingen met een sterkte tussen 5,1 en 7,3 op de schaal van Richter. In Groningen was de grootste beving tot nu toe 3,9. De aardbevingen in het buitenland waren dus twaalf tot ruim duizend keer zo sterk als die in Groningen.
Lees “Wereldwijd meer aardbevingen door winning grondstoffen zoals aardgas” verder

De kwetsbare oliesector

Oppervlakkig gezien lijkt het of er altijd genoeg olie, benzine of kerosine zal zijn. Maar ook hier bedriegt de schijn. Het wordt steeds moeilijker om aan de vraag te voldoen en de olie wordt ook daardoor steeds duurder. De tijd van de goedkope benzine is echt voorbij.
De wereldwijde vraag naar olie stijgt tot 2035, terwijl de productie uit de bestaande olievelden sterk daalt. Nieuwe, nog te ontwikkelen olievelden, moeten dan samen met onder meer teerzand- en schalie-olie zorgen voor voldoende aanbod. Dat staat in de World Energy Outlook 2013 van het Internationale Energie Agentschap (IEA) te Parijs, die op 12 november 2013 verschenen is. Tegelijkertijd blijft de oliesector kwetsbaar. Tot 2035 is een investering van 11.000 miljard euro nodig om voldoende productie van olie te garanderen. Of dat gebeurt is onzeker, zegt het IEA. De productie kan dan minder worden dan de vraag, zodat er tekorten ontstaan, auto’s niet kunnen rijden en vliegtuigen aan de grond blijven.

32,5 miljard vaten olie per jaar
De wereldwijde vraag naar olie is nu 89 miljoen vaten per dag van elk 159 liter en zal volgens het IEA in 2035 stijgen naar 101 miljoen vaten per dag. Die toename wordt veroorzaakt door de stijging van het aantal auto’s en vliegtuigen, die benzine en kerosine nodig hebben, én door de chemische industrie. China is rond 2030 de grootste gebruiker van olie ter wereld.
Een productie van 89 miljoen vaten per dag betekent 32,5 miljard vaten per jaar, dat is 5167,5 miljard liter olie. Die productie is maar een deel van de huidige voorraad, stelt het IEA, want die is 2200 miljard vaten olie. Vervolgens besteedt het IEA veel aandacht aan het begrip voorraad en merkt op dat er verschillende definities zijn, uiteenlopend van echt bewezen tot misschien aanwezig. Na een grondige analyse concludeert het IEA dat van die 2200 miljard vaten olie 40% echt bewezen is, 30% zeer waarschijnlijk is en 30% nog niet ontdekt is.
We kunnen dus stellen dat de voorraad olie die zeer waarschijnlijk tot bewezen is uit 1540 miljard vaten olie bestaat. Het IEA telt daar nog olie uit teerzanden en schalie-olie bij op en komt op een totale bewezen voorraad van 1700 miljard vaten. Als we er de niet-ontdekte of verwachte voorraad bij optellen, komen we op een veel hoger getal uit, maar dat is speculatief. Hoewel het maar de vraag is of alle teerzand- en schalie-olie gewonnen gaan worden vanwege de vele milieubezwaren, tellen we die wel mee.
We gaan uit van de hierboven genoemde voorraad van 1700 miljard vaten olie. Tot 2035 zijn er volgens het IEA 790 miljard vaten olie nodig om te voldoen aan de vraag en is er dus geen voorraadprobleem: op dat moment zitten er nog 910 miljard vaten olie in de grond (dit komt overeen met 24 jaar het olieverbruik van 2035). Overigens: tot nu toe zijn wereldwijd 1136 miljard vaten olie gebruikt; dat komt overeen met 40% van de nu nog aanwezige bewezen voorraad.

Productie olieveld daalt 6% per jaar
Oppervlakkig gezien zou men uit het bovenstaande kunnen concluderen dat er met de olievoorziening geen probleem is. Maar dat blijkt niet uit het IEA-rapport. Het is namelijk de vraag of al die olie tijdig uit de grond gehaald kan worden: tegenover de stijgende vraag tot 2035 staat de dalende productie van bestaande olievelden.
Een olieveld doorloopt verschillende stadia. In het begin is de druk van de olie zo groot, dat de olie er als vanzelf uitspuit. In de loop van de tijd wordt de druk minder en dan moet de exploitant maatregelen nemen. Een mogelijkheid is bijvoorbeeld het injecteren van water in het olieveld. Aanvankelijk drukt het water de olie weg en dat is goed voor de productie. Maar op een gegeven moment komt water – dat beweeglijker is dan olie – bij de winningsput terecht en dan wint men een mengsel van water en olie. Dat is niet de bedoeling en dan stopt de productie.
Hoe gaat die afname van de productie in de praktijk? Daar heeft het IEA een uitgebreide studie naar verricht aan de hand van 1634 olievelden die vanaf 1950 in bedrijf zijn gekomen. Deze olievelden vertegenwoordigen twee-derde van de wereldwijde productie van olie en zijn daarmee representatief voor alle velden. Na veel rekenwerk concludeert het IEA dat de productie jaarlijks met gemiddeld 6% afneemt. Na twee jaar is de afname 12%, enzovoort.
Om het nog wat ingewikkelder te maken, heeft het IEA het ook over de zogeheten natuurlijke afname van de productie. Die geeft de afname van de productie aan, als er niets zou worden geïnvesteerd om de productie op peil te houden. Die natuurlijke afname is 9%. Dat geeft aan dat investeringen in olievelden ervoor zorgen dat de daling van de productie niet 9% maar 6% per jaar is.
De afname van de productie heeft grote gevolgen. De olievelden in Noord-Amerika bijvoorbeeld leveren in 2035 nog maar één-vijfde van wat ze nu produceren. Voor de wereld als geheel geldt dat de productie uit de bestaande velden daalt van 69 miljoen vaten per dag nu naar 28 miljoen vaten in 2035. Er moeten dus elders 41 miljoen vaten per dag gewonnen worden om de daling van de huidige velden te compenseren. Daar komt nog bij dat naar verwachting de vraag in 2035 zo’n 12 miljoen vaten per dag groter is. In totaal moeten er dan 53 miljoen vaten per dag komen uit andere bronnen: schalie- en teerzandolie evenals olie uit nieuwe velden in de diepzee en het arctisch gebied. Schalie- en teerzandolie moeten in 2035 zorgen voor 15% van de vraag naar olie en olieproducten.
Volgens het IEA krijgen de zogeheten “natural gas liquids” (NGL) een steeds belangrijker rol. Daarbij gaat het om onder meer propaan, butaan en ethaan. Het zijn gassen die samen met aardgas gewonnen worden en onder hoge druk vloeibaar zijn. Deze producten vormen geschikte grondstoffen voor de petrochemie en zijn een alternatief voor olie. Het IEA stelt dat NGL in 2035 zorgt voor 18% van de vraag naar olieproducten. Kortom, schalie- en teerzandolie moeten in 2035 voor 33% van de olievoorziening zorgen, terwijl dit recentelijk 10% was.
Het aanboren en ontdekken van nieuwe olievelden, de ontwikkeling van NGL en van schalie- en teerzandolie is volgens het IEA wel mogelijk, maar dan moet er wereldwijd tot 2035 jaarlijks 488 miljard euro geïnvesteerd worden, in totaal ongeveer 11.000 miljard euro. Ter vergelijking: dit jaar bedragen de investeringen 425 miljard euro, waarbij Petrochina met 28,6 miljard euro de grootste is (Shell met 21 miljard euro op plaats 6).
De omvang van de jaarlijkse investeringen moet dus omhoog, kunnen we concluderen, want anders is er te weinig olie, staan her en der auto’s stil en blijven vliegtuigen aan de grond.

Kader:
Het IEA bepleit ook minder subsidie. In 2012 was de subsidie: olie 206 miljard euro; aardgas 92 miljard euro; kolen 5 miljard euro; elektriciteit 100 miljard euro; duurzame energie 75 miljard euro.