Gaswinning steeds meer in tegenspraak met duurzame ontwikkeling

Als de overheid, het bedrijfsleven en onderzoeksinstituten het hebben over de energievraag van de toekomst, dan beweren ze dat de energievraag zal toenemen. Energie is in hun visie namelijk een afgeleide van de economie. En de economie moet groeien. De regering en de meeste politieke partijen vinden economische groei het belangrijkste uitganspunt voor hun beleid. Ze stellen economische groei op één lijn met toename van de welvaart. Economische groei betekent dat er meer geproduceerd wordt. Het lijkt dan of alle productie goed is, maar dat leidt tot vreemde conclusies. Neem de gaswinning uit het Groningen-veld. De gaswinning maakt deel uit van de totale productie. Dus hoe meer gas er gewonnen wordt, hoe meer economische groei Nederland heeft. Gas winnen betekent echter ook aardbevingen en schade. Het herstel van die schade geeft werk aan klusbedrijven en allerlei organisaties zoals bijvoorbeeld het Centrum voor Veilig Wonen (CVW). Al dat werk draagt bij aan de economische groei. Hoe meer schade hoe hoger de welvaart, is de wrange conclusie.

Dezelfde politieke partijen hebben het vaak over duurzaamheid, duurzame energie en duurzame ontwikkeling. De ook door Nederland aanvaarde definitie van duurzame ontwikkeling betekent dat er binnen de huidige generatie sprake moet zijn van rechtvaardige verdeling en dat toekomstige generaties niet slechter af mogen zijn dan de huidige. Toegepast op de gaswinning leert de ervaring dat er nu geen rechtvaardige verdeling is. Dit is een goed voorbeeld van de kloof tussen duurzame ontwikkeling en economie. Groningers zitten met de schade terwijl de aardgasbaten vooral naar andere delen van het land zijn gegaan. Door de aardbevingen is een groot deel van de provincie Groningen slechter af dan de rest van Nederland.
Het Groningen-veld bereikt volgens de NAM rond 2020 de eindfase. Maar er is niet voor compensatie gezorgd. Opdat toekomstige generaties over evenveel hulpbronnen zouden beschikken had de huidige generatie moeten zorgen voor evenveel alternatieve energie. Dat is niet gebeurd. Tegenover de miljarden kubieke meter gas die gewonnen is staat niet een even grote hoeveelheid energie uit zon en wind. De toekomstige generaties zijn daarom slechter af.
Terwijl de meeste politieke partijen zeggen dat de welvaart toeneemt maken ze het in feite voor toekomstige generaties moeilijker. Dit laat zien dat de gaswinning strijdig is met de eigen uitgangspunten van de regering.

Om dit te verduidelijken leggen we in het volgende eerst uit wat duurzame ontwikkeling is en hoe de Nederlandse regering daar in de periode 1980 tot 2000 mee omgegaan is . Daarna gaan we in op het groeigeloof om in de laatste paragraaf aan te geven waarom de groei vastloopt.

Duurzame ontwikkeling: wat het is
De term “duurzame ontwikkeling” werd in 1980 voor het eerst gebruikt. Een aantal internationale organisaties die behoren tot de Verenigde Naties en het Wereld Natuur Fonds brachten toen het rapport “World Conservation Strategy” uit. In de ondertitel van het rapport werd de term “sustainable development” ofwel duurzame ontwikkeling gebruikt.
Deze term werd in brede kring bekend door het rapport ‘Our Common Future’ uit 1987 van de commissie-Brundtland (World Commission on Environment and Development (WCED). Deze commissie werd door de Verenigde Naties ingesteld.
Het Brundtland-rapport constateerde een ontwikkeling waarbij steeds meer mensen steeds armer worden, terwijl tegelijkertijd de kwaliteit van het milieu verslechtert. Volgens het rapport vormen milieucrisis, ontwikkelingscrisis en energiecrisis één geheel. Voor geen van deze crises bestaat een oplossing als niet tegelijkertijd ook een oplossing voor de andere wordt gevonden.
Op grond hiervan formuleerde de Commissie-Brundtland de duurzame ontwikkeling: “productie en consumptie ontwikkelen zich zo dat wordt voorzien in de behoefte van de huidige generatie, zonder dat de kansen van toekomstige generaties om in hun behoeften te voorzien in gevaar worden gebracht.” Het doel van duurzame ontwikkeling is “de harmonie in de samenleving te bevorderen, tussen mensen onderling maar ook tussen mens en natuur”.
Duurzame ontwikkeling gaat in feite over rechtvaardigheid jegens de huidige en de toekomstige generaties.

De commissie-Brundtland stelde dat de toekomstige generatie over tenminste evenveel hulpbronnen moet kunnen beschikken als de huidige. In het voorwoord van het rapport stelt Gro Harlem Brundtland dat de boodschap vooral gericht is op de mens: het welzijn van de mens is het uiteindelijke doel van alle milieu- en ontwikkelingsbeleid.
In 2016 is deze omschrijving van duurzame ontwikkeling nog steeds toonaangevend in de VN.

Regering over duurzame ontwikkeling
De formule “duurzame ontwikkeling” sloeg internationaal dermate aan, dat vele regeringen dit tot beleid verhieven. Zo ook in Nederland. Het Nationaal Milieubeleidsplan (NMP) van de toenmalige CDA-VVD-regering kwam uit op 25 mei 1989 en was ondertekend door minister Nijpels van VROM. De minister stelde: “Een goede milieukwaliteit is een voorwaarde voor de gezondheid en het welbevinden van mensen, planten en dieren en voor een duurzame maatschappelijke ontwikkeling.” De minister citeerde vervolgens artikel 21 van de Grondwet: “De zorg van de overheid is gericht op de bewoonbaarheid van het land en de bescherming en verbetering van het leefmilieu”. Nijpels vervolgde even later: “Het rapport “Zorgen voor Morgen” van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieuhygiëne toont aan dat bij ongewijzigd beleid zeer grote risico’s voor toekomstige generaties worden genomen. Te grote risico’s voor de milieukwaliteit betekenen een aantasting van de vrijheden van toekomstige generaties.” In navolging van de commissie-Brundtland verhief de regering dan ook duurzame ontwikkeling tot beleid. Daaronder verstond de regering: “Dat is een ontwikkeling die voorziet in de behoeften van de huidige generatie zonder daarmee voor toekomstige generaties de mogelijkheden in gevaar te brengen om ook in hun behoeften te kunnen voorzien.”
Het kabinet Lubbers-Kok (CDA-PvdA) bracht in 1990 het Nationaal Milieubeleids Plan-plus uit. “De doelstelling, dat milieuproblemen niet mogen worden afgewenteld op volgende generaties, kan alleen worden gehaald als onze huidige productie- en consumptiepatronen worden aangepast. Dat vereist een trendbreuk in ons gedrag, die al in deze kabinetsperiode tot uiting moet komen,” waarschuwde de regering. Het verminderen van de CO2-uitstoot was daarbij een speerpunt van het kabinetsbeleid.
Van deze vermindering van CO2-uitstoot is echter niets terecht gekomen. Volgens de Milieubalans-1997 van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) kwam dit door de stijgende consumptie.
De door de regering gewenste trendbreuk in het gedrag heeft zich dus niet voorgedaan. Integendeel. Het spanningsveld tussen duurzaamheid en economie groeide. In het Nationaal Milieubeleidsplan 3 van februari 1998 noemde de regering het streven naar duurzame ontwikkeling echter nog steeds “de hoofddoelstelling van het milieubeleid.” Ook de volgende regering onderschreef dat, zoals bleek uit het regeerakkoord van 3 augustus 1998.
Sindsdien is het regeringsbeleid niet veranderd. Men heeft het nog steeds over duurzame ontwikkeling, hoewel bijvoorbeeld in de Nationale Energieverkenning die op 14 oktober 2016 verschenen is, uit wordt gegaan van blijvende economische groei. Minister Kamp stelt dat het bruto nationaal product in het jaar 2035 zo’n 64% hoger zal zijn dan in het jaar 2000.

Groeigeloof
Dat de kloof tussen economie en milieu of duurzaamheid steeds groter wordt, komt door het groei- of vooruitgangsgeloof.
De welvaart kunnen we beschouwen als het totaal van het aantal producten en diensten die in een jaar gemaakt of geleverd worden. Dit noemen we ook wel het Bruto Nationaal Product (BNP). Toename van dit BNP heet economische groei. Deze groei wordt vaak gelijkgesteld aan stijging van de welvaart of gewoonweg vooruitgang genoemd. De groei moet via de zogenoemde vrije markt bereikt worden.
Het gaat hier om een geloof dat die vrije markt en het onbeteugelde particuliere bedrijfsleven de meest rationele maatschappelijke krachten zijn. Het is een geloof in een maatschappij waarin materialisme en eigenbelang de hoogste waarden zijn. Groei is een onmisbaar element van ons economisch systeem. Groei vormt een gemakkelijke tijdelijke oplossing voor allerlei verdelingsvraagstukken, die anders politiek en maatschappelijk veel moeilijker oplosbaar zouden zijn. Door groei kan de levensstandaard van de minima verbeterd worden zonder dat iemand die veel verdient er iets voor hoeft in te leveren. Dat het ten koste kan gaan van toekomstige generaties is geen punt van overweging. Door groei vermindert de werkloosheid op korte termijn en komen er banen bij zonder verplichte arbeidstijdverkorting met bijbehorende inkomensdaling. Door groei krijgt de overheid meer geld binnen en kan de overheid meer uitgeven voor bijvoorbeeld onderwijs en defensie, zonder dat de belastingen omhoog moeten. Kortom, in de heersende ideologie is economische groei van belang omdat daarmee “iedereen het beter kan krijgen”, zodat de tegenstellingen binnen de maatschappij niet naar buiten komen en bestaande ongelijkheden worden verdoezeld. Economische groei is voor de korte termijn een vredesstichter. Daarom is economische groei de belangrijkste doelstelling van de economische politiek. Zolang er economische groei is, lijkt de economie stabiel. Zodra er geen groei meer is blijkt dat we in een onstabiele maatschappij leven.
Dit groeidenken sluit aan bij het gangbare economische denken, zo analyseert de cultureel econoom Arjo Klamer in zijn boek “In hemelsnaam”. Er zijn andere en ook meer recente publicaties dan die van Klamer, maar om het simpel te houden volgen we hier de analyse van Klamer.
Het economisch denken houdt zich vooral bezig met het probleem van de schaarste. Economie heeft zich ontwikkeld tot de wetenschap van de keuze, want schaarse middelen dwingen mensen te kiezen. Haar belangrijkste vraag is waarom mensen hiervoor kiezen in plaats van daarvoor. Maar schaarste is niet altijd economisch. Het probleem van Nederland zou ook een gebrek aan vertrouwen of gebrek aan verantwoordelijkheidsgevoel kunnen zijn, stelt Klamer.
Als puntje bij paaltje komt is de neiging groot de economische schaarste te benadrukken en dus oplossingen te zoeken in de economische sfeer. Daarom moet de Nederlandse economie meer groeien, moeten Nederlanders harder en langer werken, zullen de loonstijgingen beperkt blijven, moet Schiphol worden geprivatiseerd en zal er bezuinigd worden op de gezondheidszorg en de sociale voorzieningen. Het zijn vooral economische maatregelen waar het om draait. Voor zover sociale maatregelen aan de orde zijn, gaat het vooral over geweld indammen en optreden tegen misbruik. Gecombineerd met de economische maatregelen levert dat een verharding van de samenleving op, concludeert Klamer.
Hij vervolgt: waarden als efficiency horen bij de tijdgeest en hoeven daarom niet als waarden benoemd te worden. Als de overheid energiebedrijven liberaliseert, stelt ze de waarden van de markt boven die van de publieke sfeer. Economische waarden zijn het doel van het beleid geworden. Bij ieder voorstel is de vraag: is het goed voor de economie? Maar alles uit willen drukken in geld en geld vergaren noemt Klamer een onzinnig doel. Geld is niets meer en niets minder dan een middel om andere waarden te realiseren. Uiteindelijk gaat het om iets anders, zoals goede vrienden, de vrijheid om te kiezen, om te kunnen wonen en te gaan en staan waar je wilt. Om persoonlijke en sociale waarden dus. Waarden als liefde, wijsheid, geloof, vrijheid van meningsuiting en godsdienst zijn allemaal uiterst waardevol, maar ze tellen niet mee in de jaarrekeningen van de economie, in het BNP. Ze zouden geen goederen zijn. Waar geld mee gemoeid is, daar is waarde. Hoe meer geld iemand voor een goed over heeft, hoe meer waarde deze persoon er blijkbaar aan hecht. Dat zegt de economie. Maar aan de andere kant weten bijvoorbeeld autoverkopers dat ze niet zozeer een auto verkopen alswel een gevoel, een belevenis.
Het streven naar economische groei is een uiting van een cultuur die diep in de westerse maatschappij is geworteld, stelt Klamer. Sommigen stellen zelfs dat groei behoort tot de menselijke natuur. Men gelooft in het algemeen dat de kwaliteit van het leven groter is naarmate men meer heeft. Zoals dat zich op het persoonlijke vlak vertaalt in het streven naar een hoger inkomen, zo vertaalt het zich op bedrijfsniveau en in het economisch beleid in een streven naar groei door meer productie.

In de markt heersen – zo kunnen we concluderen – waarden als efficiëntie, ongelijkheid, instabiliteit, moordende concurrentie. Bij de overheid gaat het meer om solidariteit, een zorgzame samenleving en sociale zekerheid. De overheersing van het economische en de nadruk op economische groei is daarom strijdig met een goede samenleving.

Groei loopt vast
De groei met een vast percentage betekent dat de productie verdubbelt na een bepaald aantal jaren. Bij een groei van 2,9% per jaar is de productie over 25 jaar het dubbele van nu. Weer 25 jaar later is de productie vier keer zo groot als nu. Voor de productie hebben we grondstoffen en energie nodig. Hoe hoger de economische groei, hoe meer energie en grondstoffen nodig zijn, leert de geschiedenis.
Groei leidt onvermijdelijk tot problemen. De energievoorraden nemen dan in hoog tempo af. We kunnen dat illustreren aan de hand van een rekenvoorbeeld. Stel dat de energievoorraad 800 jaar is op basis van het gebruik van nu. Als het energiegebruik niet zou toenemen, zou men dus voor 800 jaar brandstof hebben. Deze voorraad gaat 142 jaar mee als het gebruik jaarlijks met 2% toeneemt en nog maar 74 jaar bij 5% groei per jaar. In een situatie met groei van de vraag naar energie bij afnemende voorraden komen we in de problemen.

Overigens, als het energiegebruik van de Westerse wereld voor alle bewoners van de aarde zou gaan gelden, zou het gebruik van olie, gas en kolen wereldwijd met een factor acht toenemen. Bestaande energievoorraden zouden dan in een nog sneller tempo opraken. Dit maakt nog eens duidelijk dat we in een eindige wereld leven, hoewel bestuurders en bedrijven vaak doen of de voorraden grondstoffen oneindig zijn.

Ter informatie: een lijst met bronvermeldingen kunt u opvragen bij Herman Damveld

Auteur: Herman Damveld

Herman Damveld woont in Groningen en is zelfstandig onderzoeker en publicist over energie. Vanaf 1976 houdt hij zich bezig met plannen voor ondergrondse opslag van kernafval. Hij heeft daar veel over gepubliceerd. In 1996 kwam hij ook rapporten tegen over ondergrondse opslag van CO2 en ziet veel overeenkomsten tussen hoe de overheden omgaan met kernafval en met CO2. De zonnepanelen van Damveld maken meer stroom dan hij gebruikt en hij is dus stroomproducent.

2 gedachten over “Gaswinning steeds meer in tegenspraak met duurzame ontwikkeling”

  1. Beste meneer: Die z.g. ,,duurzame energie” wordt al meer dan 70 jaar gesaboteerd door de grote bedrijven en overheden. er is al lang koude kernfusie, maar de uitvinders en constructeurs worden of vermoord, of opgesloten, of zo geterroriseerd dat ze er mee stoppen. Bovendien is er al een zeer goede bron van goedkope energie: Een snelle watervergasser die een automotor 3 maanden (DRIE!!) laat lopen op een bak water van 20-30 liter. De uitvoerder van dit project is door een paar man zijn huis uit gesleurd en verdwenen. Bovendien:
    Ik dacht dat die Grönnegers van die verstandige en nuchtere lui waren? Blijkbaar niet dus. 1) Dat gas wordt NIET ,,opgepompt” maar komt er uit onder enorme druk. 2) ,,CO2 opslaan” is kwats, waar haal je dat CO2 vandaan??? Van koeiescheten of hun adem?? We hebben over de hele wereld miljoenen tonnen CO2 uitstoot per jaar op natuurlijke wijze, uit moerassen, de grotten bij Han, een hoop meren in Afrika enz. enz. en als je al een paar tonnetjes CO2 ergens vandaan hebt doe je hetzelfde als een vlieg de muur laten omvliegen. Als je iets wilt ,,terugpompen” zal dat toch onder de zelfde enorme druk moeten als dat het gas er uit is gekomen, ergo: Het valt dan tegen de baten weg. 3) en hebben we vergeten dat er al jaaaaren een enorme transportleiding in de Noordzee ligt van jullie gas naar Engeland??? Dat land is een tien of meer maal groter als ons kleine kikkerlandje….. 4) dus moeten Wij de klos zijn met MINDER gas om de rest nog naar Engeland te pompen??? Mot de muis de olifant aan de vreet houden??? Het schapenvolkje hier kan je alles wijsmaken, als het maar ,,officieel”is , och och och…… dus we kunnen jaren een slag in de rondte kletsen met ,,we moeten dit en dat” maar leest eens de commentaren van Harry2 op EJbron. Daar ligt de grondoorzaak van al dit gerommel.

    1. Beste Henk,
      1) het oppompen van aardgas:
      er wordt (al jaren) wel degelijk gas opgepomd uit het Groningerveld, de initiële reservoirdruk (oorspronkelijk c.a. 347bar in 1963) is inmiddels teruggelopen tot soms minder dan 60bar…
      en dat is te weinig druk om nog het gas op eigen kracht in die hoeveelheden uit de rond te laten opborrelen als wat nodig is om aan het gevraagde productietempo te voldoen. Ergo, de NAM heeft op diverse locaties in het Groniger veld enorme compressoren staan om de winningsdruk naar het gewenste/benodigde niveau opte krikken; In normaal Nederlands het dat gewoon (op)pompen.

      2) CO₂ opslaan is (helaas) geen kwats…
      het is gevaarlijke (technisch zeer wel te realiseren) luchtfietserij.
      CO₂ is overigens relatief gemakkelijk tegen veel lagere kosten dan (zoals nu al op grote schaal gebeurt in o.a. Zuidbroek – Groningen). Dat het terugpompen energie-vreet is ook waar…,
      maar helaas is CO₂-opslag i.v.m. met aardgaswinning een (levensgevaarlijk) tweesnijdend zwaard…;
      CO₂ kan als drijfgas fungeren bij het op druk houden/terugbrengen van de aardgasproductie. CO₂ is beduidende zwaarder dan aardgas en derhalve zeer geschikt voor het van onderaf helpemn met het uit de grond persen van de laatste restjes aardgas in de diverse velden.
      Met CO₂-opslag zelf valt naar verwachting in de toekomst ook zeer veel geld te verdienen. Op dit moment ligt door ‘weeffouten’ de emmissie-handel p z’n ga en is de prijs voor 1 ton CO₂-emmissierecht sinds de start va de emmissiehandel gedaald van de beoogde aanvangswaarde van c.a. €30,o/ton vnaar minder dan €6,50/ton. Maar dat zal niet zo blijven, diverse berekeningen maken aannemelijk dat de werkelijke kosten voor 1 ton CO₂-emmissie rap kunnen stijgen naar ver boven het aanvankelijk beoogde niveau van €30,oo/ton (ik heb diverse berekeningen gezien van een realistisch kosten niveau nu van tussen €300,oo en €400,oo per ton).
      Als je dan voor een fractie van die prijs CO₂ kunt afvangen en opslaan en die afvang kunt verhandelen op de emmissiebeurs voor het 10-30voudige van de kosten van afvang dan snap je dat die (half0lege gasvelde gletterlijk goud waardzijn.
      Naar verwachting kan (als we zo onwijs zijn het toe te staan) Shell (NAM) uiteindelijk veel meer geld verdienen met CO₂-opslag in het Groninger veld dan het er ooit met de winning van Gronings gas heeft verdiend.
      Theoretisch is het heel wel mogelijk gasvelden met CO₂ weer op te pompen tot een druk van ruim 200bar…; dat mag aanlokkelijk klinken maar een opgepomt gasveld loopt grote risico’s op het ontstaan van lekken door het open komen te staan van breuklijnen, En onder een druk van 200 baar borrelt CO₂ wel in hoogtempo op eigen kracht uit de rond…, met bij een flink mogelijk binnen een uur tijd duizenden doden als direct gevolg.

      3) geen commetaar,
      gas is handel en ook gasjhandel is helaas geen luchthandel.

      4) wij hoeven niet de klos te zijn van minder gas uit de grond
      we hebben er juist enorm veel bij te winnen.
      In Groningen alleen al het behoud van ruim 200.000 huizen die niet als gevolg van zware mijnbouwschade allemaal total-loss dreigen (als ze dat in een flink aantal gevallen al niet zijn)

      http://menterwolde-diepe-wateren.blogspot.nl/2016/06/bodemvolumeverlies-door-de-jaren-heen.html

Laat een antwoord achter aan Simon Koorn Reactie annuleren

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.